Shell liet op oudejaarsdag het boorschip Kulluk verschepen van Dutch Harbour in Alaska naar een werf in de staat Washington om een belastingheffing te vermijden. Dat heeft operationeel bestuurder Sean Churchfield van het energieconcern verklaard voor een onderzoekscomité van de kustwacht, zo schreef de Amerikaanse krant Anchorage Daily News.
De uitspraak van Churchfield staat haaks op eerdere verklaringen van onder meer Shell-topman Peter Voser. De bestuursvoorzitter zei tijdens een persconferentie in februari dat een heffing van een paar miljoen dollar een schijntje is voor Shell en daarom geen rol speelde in het besluit om de Kulluk en een ander schip te verplaatsen.
Olie- en gasbedrijven moeten onder de wet in Alaska jaarlijks een belasting betalen van 2 procent van de waarde van het materiaal dat ze gebruiken voor het zoeken naar en winnen van olie en het transport via pijpleidingen. Als ijkpunt voor de waarde geldt de eerste dag van het jaar.
Volgens Churchfield waren de weersomstandigheden bij vertrek van de Kulluk goed. Bij slecht weer had het schip niet mogen vertrekken. Tijdens de reis naar de staat Washington kwam de Kulluk echter in een storm terecht, waarin de sleepkabel los sloeg. Het boorschip liep vervolgens aan de grond bij het eiland Kodiak. Dat was het dieptepunt in het toch al door veel problemen gekenmerkte boorseizoen van Shell in de wateren rond Alaska. Het concern heeft zijn plannen voor dit jaar geschrapt en keert mogelijk pas volgend jaar in het gebied terug.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl